Momenten van zorg en liefde
Het feest is gefeest, het zit erop voor dit jaar. Welcome to the Village was liefde, in tienduizenden kleine en grote momenten. Als afscheid noem ik er een paar op, met name van de zondag.
In gesprek met Sjoerd Bootsma
Sjoerd, artistiek leider en oprichter van WTTV, loopt over het terrein met zijn dochtertje. Hij heeft eerder het festival gezegd dat het hem om zorg te doen is dezer dagen. “Zorg houdt dit festival bij elkaar”, zegt hij nu. “Het wordt gemaakt met duizenden handen. Er was iemand die was gediagnosticeerd met een dodelijke ziekte en die toch naar het festival kwam, ik heb veel persoonlijke gesprekken met vrijwilligers gehad, er zijn mensen met beperkingen in de poule van fotografen die te gek werk doen.” De vraag over de perikelen met vergunningen die hij het afgelopen festival voortdurend kreeg gaf hem dan ook een verdrietig gevoel, een van machteloosheid: “Dit festival is opgebouwd uit honderden verhaaltjes van liefde, iedereen zorgt voor elkaar. Zo’n actie, zo’n rechtszaak, reduceert dit hele festival tot slechts een verhaal. Dat is niet goed.” Dat neemt niet weg dat Sjoerd gelukkig was. Hij was ontroerd door het optreden van Amadou & Mariam en, door het optreden van Wiyalaa, door de performance van Miet Warlop, en nog veel meer. Volgende week gaat hij op vakantie met zijn vader, dezelfde vader die lange tijd wat onbegrip had voor Sjoerds carrière binnen de wereld van cultuur, dezelfde vader die het hele festival lang heeft gevrijwilligd op de afdeling financiën van het festival (hij telde het geld in de kluis). Sjoerd leidt zijn kindje weer verder over het terrein. Het is een mooie dag.
Je vrienden beter leren kennen
Wilbert ‘Wilpret’ van der Kamp vraagt me mee te gaan naar de voorstelling Sparks van Francesca Grilli, ik ga er gretig op in. Emiel Joormann, die onder de noemer Willie Darktrousers soms zwartgallige en komische liederen zingt, is er ook bij. Terwijl we naar de voorstelling wandelen, spreken Wilbert en ik over eerste ontmoetingen, hoe mensen je soms wel of niet meteen liggen. Over iemand die we eerst niet zo mochten, maar later wel, zei Wilbert tot mijn hilariteit dat hij “een volkomen verrot aura” heeft. In Sparks word je hand gelezen door een kind. Net voor we aan de beurt zijn vertelt Emiel hoe hij als zesjarige werd getraumatiseerd door een waarzegger. “Ik was met mijn oma naar de kermis, waar zo’n apparaat stond die je toekomst kon voorspellen. Je gooide wat geld in de automaat en er kwam een kaartje uit. Op mijn kaartje stond dat ik eerst rijk en gelukkig zou worden, maar dat daarna alles van me zou worden afgenomen.” We lachten, en toen lazen kinderen uit onze handen onze toekomst voor. Het kind zei enkele rake dingen over mijn persoonlijkheid en sloot af met een vraag: Komt de tijd die verloren is ooit terug? Het is prettig om je vrienden beter te leren kennen en samen verwarrende dingen mee te maken.
Als Club Gewalt optreedt
Het Rotterdamse theatercollectief Club Gewalt transformeerde tot Herr Hamschterfleisch und Band en speelde in die hoedanigheid een show die Nina Hagen, feminisme, humor en theatraliteit opvrat en met grote kloekmoedigheid over het patriarchaat uitkotste. Tijdens de cover van Seehnsucht kreeg deze festivalcolumnist tranen in de ogen en een vel als dat van de kip, dus dat was liefdevol en groots. Ook liefdevol: hoe de vriend, Frank Kimenai, van de bassist van de band, Anne van de Wetering, haar hielp de fameuze wetlook te creëren in het haar. Hij stond de hele voorstelling verliefd en trots naar haar te kijken.
Dear Care
Bij Dear Care, een voorstelling van theatermakers MOHA, ontstaat een schitterend moment. Mensen in het publiek worden aan elkaar gekoppeld, je moet tegenover elkaar zitten, een plankje op beider knieën, bij wijze van tafeltje. Het is een ode aan ‘care’, aan aandachtig, liefdevol, zorgzaam met elkaar om gaan. Mijn publiekspartner en ik houden een steen vast. We moeten elkaar een geheim vertellen (wat ons niet lukt – we kunnen geen toepasselijk geheim bedenken, we willen elkaar en onszelf ook weer niet in té grote verlegenheid brengen). Zij vertelt over een verdrietige droom waar de dood mee te maken had. We vertellen elkaar onze ‘grote droom’-dromen: we komen erachter dat we allebei iemand denken nodig te hebben, maar dat we het misschien zelfstandiger af kunnen dan we daarvoor dachten. We wassen elkaars handen. We knijpen in elkaars handen. We hebben het over de dood van onze moeders. Het is krankzinnig intiem, en tot slot moeten we nog schuifelen. Ik kijk in haar ogen. Mooi blauw, ook iets droevigs, mooi in de twijfel, en terwijl Jamila Faber zingt op gitaar denk ik: dit is waar het om draait, dit moeten we nu vasthouden, ook al gaat dat niet.
Tot de volgende keer!